Graag deel ik ook mijn leeservaringen met u.

 

Ingrid Hoogendijk, Ons gaat het in ieder geval nog goed. Een Nederlandse familie in Oost-Pruisen 1920-1946, Amsterdam,  2018, 415 blz.

Niets zo leuk als rondsnuffelen in een boekhandel of bibliotheek. Rondkijken in onze lokale de bibliotheek kwam ik dit boek tegen. Een boek gebaseerd op de brieven van familie aan de vader van de schrijfster, Pieter Hoogendijk. Het speelt zich af in het meest oostelijke deel van het toenmalige Duitsland, tijdens de opkomst van Hitler en de oorlog.

Pieters ouders vertrokken vanuit Rotterdam met hun kinderen naar een landgoed in Oost-Pruisen. Daar groeiden de zeven kinderen Hoogendijk op. Pieter zelf vertrekt in de jaren dertig naar Nederland om te studeren. Zijn familie schrijft hem brieven, waarin de geschiedenis zich weerspiegelt. Binnen de familie trouwen enkele zussen met Duitsers, sommigen van hen hebben begrip voor of sympathiseren met het nazisme. Andere familieleden, waaronder vader Michiel Hoogendijk, zien juist groot onheil komen. Dit leidt tot spanningen in de familie, al blijven er brieven uitgewisseld worden. Het eind van het boek beschrijft de lotgevallen aan het einde van de oorlog wanneer de Russen Oost-Pruisen binnenvallen en de eerste jaren daarna.

De schrijfster vertelt een soepel lopend verhaal, geeft context aan de brieven, zonder uitleggerig te worden. De brieffragmenten zijn goed gekozen en geven een directe inkijk in het dagelijkse leven van die tijd en in de invloed van de grote gebeurtenissen op een gewone familie. Het lezen waard!

Marian Rijk, Polderpioniers. Het verhaal van een boerenfamilie. Ambo/Anthos, 2016, 269 pag.

Bij een workshop over research kreeg ik het boek Polderpioniers van Marian Rijk cadeau. In het boek staan haar grootouders, Naan Lodiers en Kees Rijk centraal. Toevallig komt de familie van Kees Rijk uit Ovezande, een klein dorp in Zeeland waar ook mijn vader vandaan komt. Reden om het met extra interesse te lezen.

De geschiedenis van de families van Naan en Kees geeft tegelijk een beeld van een periode, en van de sociale context. Naan en Kees verhuizen uiteindelijk van Zeeland naar de Wieringermeerpolder, waar zij tot de eerste bewoners behoren.

Marian Rijk heeft veel research verricht,  en verwerkt de resultaten soepel in het verhaal. Het boek leest als een trein. De heldere tekst (en de stambomen achterin) helpen om goed te volgen wie wie is, extra belangrijk in een familiegeschiedenis waar soms voornamen van generatie op generatie overgaan.

Jeroen Thijssen, Johannes van Dam, De biografie. Nieuw Amsterdam, 2018, 318 pag.

Toen ik een schrijfcursus volgde bij Jeroen Thijssen, was hij bezig met de laatste stukken van zijn biografie over Johannes van Dam. De culinair journalist had ik wel eens gezien op televisie, iets van of vooral over hem gelezen, maar een echt beeld had ik niet. De cursus, andere boeken én de heel soepele pen van Jeroen Thijssen maakten, dat ik toch besloot het boek te kopen. En daarvan heb ik geen spijt!
Jeroen Thijssen is erin geslaagd een gelaagd portret te schetsen van een man, die door velen als arrogant, betweterig en bot werd ervaren. Een man die een lange aanloop in het leven heeft, vaak afstand schept tot anderen, en tegelijk mensen om zich heen zoekt. Die van zichzelf vindt dat hij op culinair gebied alles het beste weet, en dat graag laat merken.
Voor het boek heeft Jeroen Thijssen vele dozen materiaal doorgespit, en tientallen mensen gesproken die Van Dam hebben gekend. Dat heeft geleid tot een goed opgebouwd boek, dat heerlijk leest, ook voor diegene die, zoals ik vooraf, niet in de persoon van Johannes van Dam was geïnteresseerd.

Philip Dröge, Moresnet. Opkomst en ondergang van een vergeten buurlandje. Spectrum 2016, 271 pag.

In mijn kast staat nog een bonbondoosje van mijn moeder, met daarop “Moresnet”. Als kind vroeg ik me af wat dat nu was, Moresnet. Dit boek vertelt de geschiedenis van een stukje grond, dat min of meer toevallig een soort neutraal landje werd, zonder eigen regering maar dat tussen de grootmachten in meer dan een eeuw bleef bestaan. Moresnet grensde vroeger aan Nederland, Vaals was toen een vierlandenpunt.

Het boek is volledig gebaseerd op bronnenmateriaal. Elk hoofdstuk, met een pakkende titel, begint met een levendige scene en laat daarna een stukje van de geschiedenis zien, van de mijnen tot de smokkelroutes, van de burgemeester tot het getouwtrek tussen de grote landen. Hoewel de geschiedenis van Moresnet veelomvattend is, weet de auteur het tot een fascinerend verhaal op te bouwen waar je alleen maar verder in wilt lezen. In 2016 was er nog één inwoonster, toen 103, die geboren was in Neutraal Moresnet.

 

 

Hans Bots, De Republiek der Letteren. De Europese intellectuele wereld 1500-1760, Uitgeverij Vantilt Nijmegen, 2018, 223 pag.

Lang geleden was de auteur voor mij professor Bots, de man die mij leerde onderzoek doen en schrijven.  Dankzij hem kreeg ik plezier in het zoeken in archieven, het vragen stellen en antwoorden zoeken. En vooral: ik leerde hoe de resultaten te verwerken tot een leesbaar stuk. Hoe bouw je een verhaal op, hoe neem je de lezer mee, welke details gebruik je? Waarop is wat je schrijft gebaseerd, hoe ben je omgegaan met de bronnen? Besprekingen van werkstukken waren pittig, kritisch, leerzaam én stimulerend.

Alle lessen die ik toen mee kreeg zijn terug te zien in dit boek. Als lezer word je meegenomen de Republiek der Letteren in. Waarbij Letteren hier niet staat voor literatuur, maar voor het brede terrein van wetenschap uit die periode, van filosofie en theologie tot natuurwetenschappen. Bots geeft eerst een overzicht van wat de Republiek der Letteren eigenlijk is: een netwerk, verspreid over Europa, van intellectuelen die onderling contacten onderhielden. Hij beschrijft de rol van de universiteiten in de Nederlanden. Boekhandels en uitgeverijen kenden hier meer vrijheid dan elders in Europa. Daarom kozen veel geleerden ervoor hier hun werk te laten drukken. Descartes, Locke en andere grootheden konden hier vrijer publiceren dan in hun land van herkomst.
Brieven waren een belangrijk communicatiemiddel, de onderlinge correspondentie hielp bij het verspreiden van ideeën en kennis. Die rol speelden ook de geleerdentijdschriften. Hier werden onder meer nieuwe boeken besproken, door redacteuren die zo onpartijdig mogelijk wilden oordelen. Veel van deze tijdschriften waren Franstalig, later kwamen ook tijdschriften in de verschillende landstalen op de markt en tijdschriften die zich meer specialiseerden in een bepaalde wetenschap.

Naast de relatieve vrijheid in de Republiek speelde ook de vlucht van vele Franse protestanten een rol. Zij, verjaagd uit het katholieke Frankrijk, verspreidden zich over Europa. Onder hen waren veel geletterden. Zij vormden een belangrijk onderdeel van het netwerk dat de Republiek der Letteren was.

Het boek van Bots geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de jaren 1500-1760. Handzaam en overzichtelijk, met veel aandacht voor de idealen van de Republiek der Letteren. Af en toe zou je als lezer iets meer willen weten van de polemieken en ruzies die er ook waren, waar werd afgeweken van het ideaalbeeld. Ook de relatie tussen de leden van de Republiek der Letteren en de rest van de samenleving (denk bijv. ook aan de positie van vrouwen in en buiten het netwerk) had wellicht iets meer aandacht verdiend. Tegelijk: een overzichtswerk maakt keuzes. Een leesbaar en toegankelijk geschreven leesbaar boek voor degenen die geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van ideeën en de verspreiding van kennis in de aanloop naar de Verlichting.

 

 

 

Koen de Vos, De geniale stad. Waarom Florence zoveel genieën voortbracht in haar gouden vijftiende eeuw. Amsterdam, Ambo|Anthos, 2019, 331 pag.

Florence, een stad waar ik vroeger vaak geweest ben. Alles is er te belopen, overal zie je de lange en rijke geschiedenis van de stad, een levendige stad waar je mensen uit de hele wereld tegen kunt komen. Liefst ging ik er met de trein heen, van Arnhem langs de Rijn door Duitsland, Zwitserland, langs het meer van Lugano, een plaats die ’s nachts sprookjesachtig verlicht was, en dan verder door Italië. ’s Ochtends aankomen op station Firenze Santa Maria Novella, en je staat meteen in het centrum van de stad.

Dit boek zet de vijftiende eeuw in Florence centraal. Waarom lijken er ineens zoveel genieën bij elkaar te komen in een stad in een bepaalde periode? Denk aan Amsterdam in de 17e eeuw, Athene in de vijfde eeuw v Chr. En hier dus het 15e eeuwse Florence.

In het Florence van de 15e eeuw bloeiden kunsten en wetenschap. Het humanisme kwam op, de aandacht voor auteurs uit de klassieke oudheid. Schilderkunst, architectuur, literatuur bloeiden. De auteur gaat op een aantal factoren in die een rol speelden in deze bloeiperiode. Zo noemt hij het belang van een rijk verleden (zelfs als dat min of meer opgepoetst is). Een zekere mate van politieke instabiliteit waarin er openheid is  werkt mee: een gesloten politiek systeem, met een alleenheerser, bevordert meestal maar één stijl. Handelsrelaties maken ook verkeer van ideeën mogelijk. Natuurlijk speelt geld een rol, geld om te investeren in bijv. gebouwen. De geografisch ligging midden in Italië, met makkelijk toegang tot Rome, Napels, de Noord-Italiaanse steden, was eveneens een factor. Ook de infrastructuur en opzet van de stad, waar verschillende klassen en groepen door elkaar leefden en elkaar ontmoetten spelen een rol. Wat ook meespeelde: de Florentijnse gilden stonden open voor anderen, en ook wie niet bij een gilde aangesloten was kon opdrachten krijgen. Florence bevorderde onderlinge wedijver door competities, waardoor mensen het beste uit zichzelf haalden. En natuurlijk hielp ook de reputatie van Florence. Er was uitwisseling met andere steden en er waren opdrachten te vergeven. Dus kwamen mensen als Verocchio, Da Vinci, Brunelleschi, Donatello, Michelangelo, Pico della Mirandola, en vele anderen graag werken in Florence.

Het boek geeft een andere blik op Florence, maakt je deelgenoot van de geschiedenis en weet het smakelijk te vertellen. Het boek benoemt een aantal elementen die het aannemelijk maken waarom juist in de vijftiende eeuw zoveel grote talenten zich in Florence vestigden en zich daar verder ontwikkelden.

Door het boek kreeg ik zin om weer naar Florence te gaan!

Twan Geurts, De Nederlandse paus Adrianus van Utrecht, 1469-1523, Amsterdam, 320 blz.

Van de enige Nederlandse paus wist ik eigenlijk heel weinig. Daarom las ik deze verhalende biografie, geschreven op basis van al bestaande literatuur.

De uit Utrecht afkomstige Adrianus Florisz komt als een compromis als paus uit een conclaaf waar hij zelf niet eens aanwezig is. Enkele van zijn voorgangers hadden veel geld uitgegeven aan weelde en luxe en hadden vooral schulden achtergelaten. Zij verkochten ambten en aflaten om aan geld te komen. Adrianus VI wilde een zuiverder kerk, een kerk waarin nepotisme geen plaats had, waar aflaten niet werden verkocht. Tegelijk had hij te maken met een curie waarin men hem een vreemde vond, een buitenstaander. Zelf versterkte hij dit beeld nog eens door zich te omringen met mensen waar hij bijv. mee gestudeerd had in Vlaanderen of die hij uit Spanje kende, waar hij had gewoond.

Luther was zijn grote tegenstrever, in theologisch opzicht stonden ze recht tegenover elkaar, al zag Adrianus wel dat Luther in een aantal opzichten gelijk had met zijn kritiek op de kerk.
Uiteindelijk waren de 600 dagen dat hij paus was te kort om alle plannen te realiseren, zeker omdat hij gezien werd als de buitenstaander en weinig medestanders had.

In het boek wordt Adrianus niet afgeschilderd als een heilige. Hij is iemand die soms onhandige keuzes maakt en soms ook keuzes moet maken die hij eigenlijk niet wil maken. Wel iemand die ergens voor stond, integer wilde zijn, en de kerk wilde hervormen. Uiteindelijk was hij een van de wegbereiders van het Concilie van Trente, waar de Contrareformatie zijn beslag kreeg.

Het boek is goed opgebouwd en heel leesbaar, je gaat als het ware met Adrianus mee op reis.

 

 

Back to Top